den, o triomf van alle naar succes hakende jongelieden, door een firma...
En hij is teruggekomen.... een mannetje met een dophoed op en een vriendelijken, zachten, duldenden blik... Hij was er gekomen, zeker; de vraag is alleen maar: waar was hij per slot van rekening dan eigenlijk nog wel gekomen?
O, ongetwijfeld: hij had alles bereikt, wat hij zich voorstelde. Hij had het spook der armoede verdreven van het pad dier twee oude menschen, zoodat er nog *n beetje late zon in hun leven kon vallen, en zich-zelve voorgoed in *t zadel der welvaart geholpen... Maar waarom was de vrouw van den meester be-droefd?
Zij heeft, onwillekeurig, wat bereikt was, vergeleken met wat gedroomd was. En zeker: het klopte alles; maar het was ook van allen glans ontdaan... Er was geen poëzie, er zat geen perspectief meer in zijn le-ven...
Zij heeft den jongen gezien, het unicum in de klas, de hoop en trots der school, de glorie der familie, van de buurt... en den man, wiens leven door niets bizon-ders meer opviel, die een uit duizenden was geworden, ondergegaan in de grauwe menigte, en wien het con-fectie-stempel der massa was opgedrukt...
En zij heeft niet begrepen, wat er nog voor schoon-heid kon zijn in dat onopvallende leven, en hoe er nog zulk een glans van blijheid kon lichten uit de oogen van hem, om wien alle romantiek gestorven was ...
Is dat nu alles... ? heeft zij gedacht. Is dat alles wat de wereld den besten onzer jongens aan te bieden heeft, dit vale, nette, burgermannetjesbestaan? Is dat nu het eind hunner droomen, de Grootheid, die zij ge-grepen hebben? Is het dat eindresultaat, waarvoor onze lieve, kleine Streber hardnekkig den rug toekeer-de aan alle jeugdplezier, is het deze saaie Mammon
126