licht komen — een vernietigend oordeel vellen, dat van zijn gevoelens een ruïne maakt.
En toch... neen het kind is liefdevol; het is zoo liefdevol als God. Want raapt het niet nog met roe-rende piëteit die paar armelijke scherven op, die hem van zijn stukgeslagen beeld zijn gebleven? Koestert het niet met zorg die paar vale bloemen uit zijn ge-havenden tuin, dankbaar voor wat de storm hem nog gelaten heeft? Telt het niet gretig de redenen op, waarom het ons nog waardeeren kan?
O, als wij er aan denken, wat wij voor onze kinde-ren zijn kunnen, hoe vormend, hoe versterkend, hoe schragend, hoe moed- en krachtgevend het beeld van ons leven op hun jonge ziel kan inwerken; maar ook hoe wreed wij hen kunnen wonden en teleurstellen en tot cynisme drijven door onze erbarmelijke fouten; dan zouden wij wel alles willen doen, om van ons zelven toch het beste en het mooiste te maken, dat er maar van te maken is; en drukt het ons als lood, dat wij zoover van dat ideaal afblijven. En slechts één ding kan ons troosten: de gedachte dat onze kinderen ook de les der onvolmaaktheid moeten leeren en den troost der onvolmaaktheid ontvangen, omdat zij zich anders in dit onvolkomen Zijnde, en in hun eigen zieleleven vol gebreken en mislukkingen, niet thuis zouden voe-Ien. Wij zijn allen maar een deel, en daarom maar gebrekkig..,
De beide jongens, waar ik van vertel, hadden het geluk gehad in een goeden hoek van de pottenbak-kerswerkplaats te ontwaken. Hun werd, wat zij zagen, een spoorslag om zich in te spannen. Bij Gerrie, de speelsche droomer, was het proces dat ik schetste nog nauwelijks aan den gang; maar Ben, de stille, naden-kende jongen, wist het al lang en breed, wie en wat zijn ouders waren, en wat zijn taak en zijn plicht en
122