vervangen door een serie nieuwe, jongere gezichten, toen kwam er op een dag bij den meester thuis een brief, een groote brief, met heel rare, vreemde post-zegels en stempels erop. — En die was.... van nie-mand anders dan van onzen Daveke, die hem uit een vreemde, verre plaats verzonden had!
De brief was aardig, en goed, zooals je ook niet anders zou verwachten, n Best opstel. Maar het mooi-ste kwam onderaan. Want daar stond, met koeien van letters, dubbel onderstreept, en tusschen veel uitroep-teekens: !!! Ik heb mijn zin, ik ben op Zee!!!
Dat was Daveke's triomf.
Nu wou ik maar dat mijn verhaal uit was. Want wat er nu nog komt, slaat erop als een tang op een varken. Maar de Werkelijkheid heeft mij gezegd dat dit er net zoo goed bij hoort, — al kan ik dat dan misschien ook niet begrijpen, — en dat zij het allicht toch beter zal weten dan ik; dat het ook geen kunst is, een mooi verhaaltje op te disschen, dat de menschen aangenaam in de ooren klinkt (liefst met een passend, gefingeerd slot!) maar dat ik waarheid te geven heb, op straffe van anders Haar levenwekkende aanraking te verlie-zen. En nu moet ik het wel doen.
Ik kan trouwens kort zijn.
Heb ik niet verteld dat kleine Daveke zijn harte-wensch had gekregen? — Dat geluk heeft niet ieder-een. Zijn ideaal, zijn innigste verlangen vervuld te zien, hoevelen valt het te beurt... ? Maar die enke-Ien, die het te beurt valt, doen ons opzien en afwach-ten in angstige spanning ...
Want wat moet er nog komen, als het schoonste be-reikt is? Hun geluk is als een zeepbel, zoo mooi van kleuren en glanzen,... te mooi en te groot en te heer-lijk om te blijven bestaan...
Er kwamen nog eenige keeren brieven, en kaarten,
116