kif", en ze blijft hem toch lekker trouw. En wat n wijze praat ook van die kinders! Ja, trouwen: met een boterham! Maar die wichten uit de hoogste klas lijken soms al net ouwe opoes!
Daveke is altijd op den buitenkant te vinden. Hij heeft weleens iets heel groots gedaan: een pakje ge-dragen voor een Chinees, die aan den wal kwam. Ja, dat heeft hij zich door zijn talenkennis veroverd, want Daveke kent ook ,n paar woorden Chineesch, asje-blieft! Dat moet je wel kennen, evenals Maleisch, en n mondjevol Engelsch, als je aan de haven wilt ver-keeren. En Daveke heeft gedacht, toen de gele rond-keek naar een kruiertje: pik in, ,t is winter, n zakcent is altijd meegenomen. Maar veel heerlijker dan het geld was toch de eer, om achter mijnheer den Chinees te mogen aanloopen, en het voorrecht om met hem, in dat straatje waar al de Chineezen wonen, een van die huizen binnen te gaan, en eens goed rond te koeke-loeren hoe 't daar is ... ! Want je kunt nooit weten hoe dat later nogeens te pas komt.
Daveke is er ook bij geweest, toen het schip met kolonialen wegging en de meiden stonden te huilen en te zingen op den wal, van:
Adieu wij moeten Elkander groeten,
Adieu vaarwel, tot wederzien!
Adieu vaarwel, traldera...
Hij kent al de liedjes van de haven. Hij speelt ze op zijn mondharmonika. Hij weet, wat ze zingen, als ze naar Amerika gaan.
״En we gane naar Amerika,
En ,t schip leit op de ree:
Dan zingen wij van falderaldera En wie gaat er met ons mee!"
114