Ge moet u die speelplaats niet voorstellen als een dier ruime, frissche, schaduwrijke pleinen, die zich zoo wèl aansluiten bij de luxueus opgezette scholen, ge-bouwd uit den overvloed welke ons de pacificatie heeft gebracht! Neen, het is maar zoon lange, smalle bin-nenplaats, als er vroeger wel tusschen de hooge nauwe huizen uitgespaard werden, scheef en schots en hoekig van proportie, met een kloosterachtig poortje, een be-strating van puntige keien die al blij zijn als ze niet half onder water staan, en saaie, grauwberegende mu-ren, waarboven zich een kring van achterbuurtven-sters verheft, die, als zij niet versperd worden door de wapperende guirlandes der producten uit de wasch-tobbe, den moeders gelegenheid te over geven, op haar gemak kennis te nemen van het schoolgedoe daar be״ neden.
Een enkele eenzame verdwaalde boom treurt er over zijn lot, en er hangt soms een muffe lucht die aan riolen of schimmel doet denken, en er is geen kwestie van dat alle klassen er tegelijk een plaats kunnen vinden, maar toch: het is de speelplaats, en zij heeft in ieder geval een groot voordeel: het is er altijd nog beter dan in de straat, waar de stalletjes der vischvrouwen, daarin bijgestaan door de étalages der fruit- en zuurverkoopers, de onder de vliegen zit-tende snoeptafeltjes der water- en vuurslijters en de tapkasten der kroeghouders, een geur verspreiden die al even ongeschikt is om erin te ademen, als de zeer gekruide taal van de respectieve negocianten, om er-naar te luisteren, — De kleine binnenplaats is toch in ieder geval een vrijgehouden plekje, een oase tus-schen schooltucht en levensrumoer, en het is heerlijk om er op een klusje te staan babbelen en de loopende zaken te behandelen.
15