na de vacantie afgeschaft moest worden, omdat er dan toch niets met de kinderen te beginnen is? Evenals trouwens de laatste dag vóór de vacantie. Maar dat zal wel altijd tot de vrome wenschen blijven behooren.
En zoo kwam de meester in school.
De geweldigste oogenblikken in ons leven gaan wij tegemoet, zonder dat we er een flauw vermoeden van hebben.
Even vertrouwelijk als altijd kwamen de kinderen naar hem toe. De klas, nog niet gezeten, wriemelde door elkander, de kinderen praatten en lachten en liepen en gesticuleerden, elk met zijn eigenaardighe-den, zijn hebbelijkheden, zijn verlangens, zijn wille-tjes...
En de meester keek naar de klas. Hij zeide niets, hij deelde geen bevelen uit, nam geen maatregelen, neen, hij was volkomen passief.... Hij keek alleen maar en hij zag de klas. Net zooals wij naar een land-schap zien: wij zijn er honderd keer voorbijgegaan en dan ineens, staan wij stil en wij bemerken nu pas, hoe grootsch en liefelijk het is, het krijgt relief en wij ondergaan zijn diepte en schoonheid in de ontzaglijke gewaarwording van een moment.... En nooit kunnen wij het voortaan meer anders zien.
Toen de meester weer thuiskwam, was hij opval-lend stil. Hij leek wel blij weer thuis te zijn, maar was toch niet zoo brandend van ongeduld en verlangen naar *t laatste nieuws als zijn vrouw wel verwacht had. Iets anders hield hem blijkbaar bezig...
Had de terugkeer in de maatschappij hem misschien alweer zoo n beetje losgescheurd uit het teêre weefsel van het intiemste huiselijk leven? — Zeker is het, dat zijn vrouw, met haar enthousiaste mededeelingen, stootte als op een muur van caoutchouc.
107