gierig in den winkel gluurden, die hij voor heden niet zou zien verschijnen, cmdat het geen pas gaf dat jonge meis-jes hoorden spreken over de dingen, die hem en alle welmeenende menschen vandaag vervulden!
En als hij het geweten had, dan zou het hem nog niet zooveel hebben kunnen schelen van Sara, als hij Selly tenmin-ste nog maar even had mogen zien. Mooi waren zij allebei; het was een Godswonder dat er iets, zóó sprookjes-mooi als die twee blonde, blauwoogige, blanke meisjes, in den kippenkelder had kunnen opgroeien. Zoo mooi wa-ren zij, als aartsmoeder Sara, die Abra-ham voor zijn zuster had moeten uitge-ven om niet in levensgevaar te geraken wegens haar schoonheid; zoo mooi als Esther, die genade vond in de oogen van Ahasverus. En al was het waar, dat de menschen Sara voor de mooiste van de twee hielden, de fijnste, de voor-94