neer Davids, na een nacht van tobben, ’s morgens de luiken van zijn winkel opendeed, ״u zal zien, ’t is een dochter! Dat weet men toch? De vrouwlui heb-ben den tijd, die moeten zich eerst mooi maken vóór ze kommen!”
Maar toen men Costa Gomez in en uit zag gaan of ’t daar een duiventil was, en het arme vrouwtje nebbisj *) niet op״ schoot, toen verging den menschen de lust tot lachen.
Soms ontstonden er oploopjes voor het huis.... Het geval werd lang en breed besproken.... En op ’t laatst wist een ieder het in de straat: juffrouw Davids, uit de goud- en zilverwinkel, lag in ar-beid.... Dat zal niet gedacht worden! En het werd Woensdag, en het werd Donderdag....
״De nacht zal raad brengen,” zeiden de menschen hoopvol tot elkaar.... En me-nigeen vlocht in zijn nachtgebed ten-
ג) Woord, dat medelijden uitdrukt.
8