leen dat zich aan haar scherp verstand een buitengewoon goed hart paarde, — men moest toch ook voor de nieuwtjes bij haar zijn!
״Bekkie, wat is er in de kille1) gebeurd? Vertel ereis, wat doet de regeering? Gaan ze de remplaganten afschaffen?” Bekkie wist alles, zij was de wandelen-de krant. Door haar vlugge opmer-kingsgave en groote belangstelling was zij op de hoogte van veel, dat aan die haastige handelsmenschen en stoere werkers, geheel door hun arbeid in be-slag genomen, ontging en dat hun toch interesseerde.
Toen de Fransch-Duitsche oorlog was uitgebroken, werd Bekkie de vraagbaak voor allen. Geen bulletin, of zij wist de beteekenis ervan haarfijn uit te leggen, zij voorzag en becritiseerde de bewegin-gen der veldheeren en men had haar schertsend ״generaal Bourbacki” ge-נ ) Gemeente.
50