SANTJE EN HET GELUK. 9
tegen den muur kunnen spreken.
״Nannie, je moet op!”
Jawel, dacht Nannie, 't is goed, hoor...!
״Nannie, kom er dan toch uit!”
Geen antwoord.
Eindelijk draaide Santje, met den moed der wanhoop, het heele kind naar zich toe, maar Nannie draaide zich even vastbesloten weer om, en begroef haar gezicht in de dekens. Toen trok Santje, ten einde raad, haar de dekens maar van 't lijf.
״Wat is er?” vroeg Nannie kwaad.
״Je moec opstaan, we gaan uit, we hebben met Nel en Willy afgesproken!"
״Laat me toch slapen!”
״ t Kan niet, ze wachten op ons!”
״Ze zijn 't misschien vergeten...”
״Dan zal 'k het ze zeggen.”
״Ze liggen nog in bed!”
״Dan zal ik ze eruit halen!”
״Maar 't is leelijk weer, het regent!”
״Nee het is heerlijk weer, prachtig weer, de zon schijnt, je móet eruit, je móet opstaan!”
Toen begreep Nannie wel, dat er niets aan te doen was. Als Santje zooiets wou, als Santje iets héél vast wou, dan was er toch niets tegen te beginnen. Ze begon, droomerig, haar kousen aan te trekken.
Maar Santje was niet tevreden. Er was nog iets niet in orde, iets heel gewichtigs was nog niet gebeurd. Rusteloos liep zij rond... Ineens stond zij stil.
״Zeg ... Nannie,” zei ze verlegen: ״ik ... ik ben jarig ... !” 0״ ... o ja!” zei Nannie verschrikt, maar toch blij. En ze feliciteerde haar groote zus, en gaf haar een heel schuchter kusje op de wang.
Toen was Santje tevreden. Haar verjaardag was inge-