78 IN DE GOUDEN KLOK.
Ze zag 'n paar onbeholpen neerhangende armen, waar te groote handen uitstaken, en een doodgewone, stijve, stem-mige jurk ...
De tranen sprongen haar in de oogen. Dat was nu haar jurk, waar ze zóó op gezwoegd had, die ze zoo zorg-vuldig had uitgezocht, als haar ideaal, die ze gepast en genaaid en bewonderd had en duizendmaal opnieuw voor den dag gehaald en bekeken. ,.
En nu, nu zag ze haar jurk in het licht van deze feest-zaal, en het was belachelijk, ze zag er zoo eenvoudig uit als een, die niet op een feest hoorde.
Ze was bang geweest dat het mosgroene lint te ״op-zichtig" zou zijn, en och arme, het was zoo somber en stijf dat je het er wel af had willen trekken... ! O, had er tenminste maar een crème lintje opgezeten, of dan een van die ongelukkige ״leverkleur"! Maar groen, groen ,.. ! Het hart zonk haar in de schoenen...
En ineens voelde ze dat ze een hooge kleur kreeg: ze had Sander nog op haar jurk gewezen, en natuurlijk, ze begreep nu wel dat hij met moeite er iets vriendelijks over gezegd had. Maar wat moest hij wel gedacht hebben, hij, wiens zusjes zoo prachtig gekleed waren...!
Ze wou wegsluipen, maar ze dacht: neen, nu wil ik ook heelemaal goed zien hoe ik ben, wat voor indruk ik eigen-lijk maak.
En ze keek. Ze zag een bleek, wonderlijk gezicht met een paar groote, vragende oogen, ze zag netjes opgemaakt haar, goed glad, met het iele ״gouden”' speldje om de af-hangende, dubbelgeslagen vlecht, en verder? Het geheel? Ja, ze kon er tenslotte niet meer uit wijs..,! Hoe langer ze keek, des te minder begreep ze, wat voor een indruk ze nu eigenlijk wel maakte. Haar eigen wezen was één gróót vraagteeken voor haar geworden.
Toch was ze niet heelemaal ontevreden toen ze ten