74 IN DE GOUDEN KLOK.
IJs! Dat was een ongekende weelde! Wie bracht haar die Godenboodschap?
Het was Sander, en zij zag, dat zich een oploopje bij de kokstafel had gevormd, en vele menschen met porties ijs in de hand rondliepen.
Zij gingen ernaar toe. Sander had een eenigszins schuldig gevoel tegenover zijn nichtje. Had hij haar moeten vragen om te dansen? Maar hij kón niet dansen en hij vond dansen verschrikkelijk. En bovendien had Santje immers gedanst, met dien heer.
Fietje, zegevierend, met een portie ijs in de hand, schoot hun voorbij, in haar lichtblauwe jurk.
״Wat zijn ze allemaal netjes, hè?" zei San. ״Ik heb ook een nieuwe jurk aan,” voegde zij er zoo terloops aan toe.
Sander schrok. O, ja, natuurlijk! Had hij er iets van moeten zeggen? Alle meisjes hadden nu immers nieuwe jurken. Waar had hij dan zijn oogen gehad?
Hij bekeek de jurk ernstig. ״Ik... ik vind hem heel netjes. Ik geloof dat hij heel goed zit..." Sander had geen verstand van jurken, en was zich daarvan diep bewust.
Maar Santje was tevreden. Iémand had toch wat van haar jurk gezegd.
Ze stonden aan de ijstafel. Zij hoorden den kok iets zeggen van: ״bijna op" ... Ineens greep een hand Sander bij den schouder, en trok hem naar voren... Hier jij! Het was Nettie, die haar broer nog gauw zijn portie ijs wilde bezorgen.
Santje drong ook op. ״Ik wou graag een portie ijs,” zei ze benepen tot den kok, zoodra die haar aankeek. De kok werd nijdig. ״Ja, hoor eens, jongejuffrouw, dan had u maar eerder moeten komen, het ijs is op, ik kan de heele wereld niet van ijs voorzien!"
Dat was een slag! Het heerlijke vanille-ijs! En dat ijs, dat je op de bruiloft kreeg, had Moeder gezegd, was geen