52 IN DE GOUDEN KLOK.
Er was nog iets. Santje kon niet zoeken. Ja, dat lijkt zooiets eenvoudigs: zoeken, en toch is het zoo moei-lijk! Dan zei de juffrouw: ״Santje, zie je deze japon? Van datzelfde goed is er een rolletje lapjes op de plank, on-der in de kast; zoek me dat eens gauw, want ik heb het noodig!”
Dan ging Santje op den grond voor de kast zitten. Maar de plank was stijf opgepropt met rolletjes lapjes. Santje dacht: ik vind het toch nooit in die massa! Dan pikte zij hier en daar wat eruit, en eindelijk stond zij moedeloos op, ging naar de juffrouw toe, en zei: ״Juffrouw, het is er niet!" ״Zoo, is het er niet!” zei de juffrouw dan verachte-lijk, ging naar de kast, en haalde, — hoe was 't mogelijk! — met één greep het bewuste rolletje lapjes te voorschijn. Santje stond er met den mond vol tanden bij. Ja, want zoeken, dat is een kunst, dat moet je 1 e e r e n.
Maar gelukkig ging het niet altijd zoo, 'n enkel succesje viel haar nu en dan ook weleens te beurt. Eens zou de juffrouw haar wijzen hoe zij een rok in elkaar moest maken.
״Kijk eens,” zei de juffrouw, ״dit is de achterbaan ...” ״Ja juffrouw en dit is de voorbaan, en dat zijn de zij-banen,” zei Santje, ״en de schuine kanten moeten vloeiend aan de rechte gezet.”
״Hoe weet je dat allemaal?” vroeg de juffrouw ver-baasd.
״Dat heb ik op school geleerd, op handwerkles.”
״,t Is toch aardig,” zei de juffrouw tegen haar zuster, ״dat ze dat den kinderen tegenwoordig allemaal op de scholen leeren!”
En Santje dacht: ik heb dus toch niet heelemaal voor niets schoolgegaan! Want soms twijfelde ze weleens of ze wel ooit iets zou hebben aan haar schoolkennis. Ze ver-gat dat ze daarvan haar heele leven plezier zou