LICHT EN DONKER IN SANTJES LEVEN. 51
precies, ze had het al menig keer gedaan, en zien doen. Ze nam het armsgat op den juisten afstand van den schouder dubbel, en stak een speld op de plaats waar de binnennaad moest komen. Toen reeg zij de mouw netjes in, 'n beetje vloeiend, zooals zij geleerd had, verdeelde de ruimte goed bij de schouders, en zette het lijfje even op de ״pop”, een houten damesmodel, om te zien of de mouw ״goed viel”. De mouw ״viel” prachtig, het leek of hij eraan geschilderd zat. Tevreden nam Santje het lijfje, naaide de mouw met nette, gelijke stiksteekjes erin, knipte den naad mooi gelijk, en werkte hem af met een over-handssteekje van gekleurde zij. Toen haalde zij de rijg-draden eruit, bekeek het werk harer handen, en liet het met gepasten trots aan Lena de naaister zien.
Lena bekeek het werk van binnen goedkeurend, van buiten eenigszins weifelend... Wat was er met dat lijf-je ... ? Het zag er zoo vreemd uit...
Eindelijk begonnen haar neusvleugels te beven en haar mondhoeken verdacht te trillen. Ze zette het lijfje op de pop. ״Meisjes,” zei ze, ״kijken jullie eens. Santje heeft een mouw ingezet."
De meisjes keken. Een algemeen gelach verhief zich. Wat is het, dacht Santje, wie de zweetdroppelen op het voorhoofd stonden, wat heb ik gedaan? Toen, ineens, zag ze het, en ja, ondanks zichzelf, moest ze wel mee-lachen.,. De mouw viel best, alleen: hij viel naar de rug-zijde toe, hij boog zich in een bevallige ronding naar den achterkant van de japon. Het was een bespottelijk gezicht, alsof iemand zijn arm sierlijk op den rug hield. Santje had wel door den grond willen zinken, en trok haastig het lijfje naar zich toe, om er de mouw weer uit te tornen. Zij had het voorpand voor het rugpand aangezien.
״Als je wéér zooiets hebt,” zei Lena. ״We werken hier niet voor slangenmenschen!”