WAAROM HET ZOO MOEILIJK WAS. 49
gelijks, uit te redden. En als je gejokt had, daar had je immers den heelen dag last van? Vooral als je aan 't ge-zicht van de juffrouw kon merken, dat zij je eigenlijk niet geloofde ...
Ook kunnen de dingen niet goed gaan, op een dag dien je zóó begint. Santje wist het bij ondervinding: wanneer je bijtijds opstaat, ziet de dag er heel anders uit en alles lukt je veel beter. Je hebt dan tijd om je behoorlijk te kleeden en om rustig te ontbijten, je begint den dag heel anders en alles kan dan goed gaan. Vooral voor Santje was het daarom zoo noodig, bijtijds op te staan, maar... ze wist wat er aan vastzat: dan moest je ook bijtijds naar bed!
En o, ramp, daar zat juist de groote moeilijkheid! Ze kón niet bijtijds naar bed komen, het lukte geen enkelen avond! Als ze thuiskwam, en gegeten had, en haar ver-plichte stuk van de eeuwige sprei, — die iedereen in huis hartgrondig verveelde, maar Vader had tegen Moeder ge-zegd: je maakt hem niet af voor haar, ze moet het zelf doen! — als ze dat had af gehaakt en ander noodig werk verricht, dan greep ze naar een boek. Dat was het heer-lijkste oogenblik van den dag!
Ja en als Santje eenmaal een boek in handen had, dan ״was ze geen mensch meer”, zei Moeder, dan was ze doof en blind voor alles.
Arme Santje! Zij had het gehad, van het oogenblik af dat zij lezen kon. Het lezen was haar een ware harts-tocht geworden. Ieder bedrukt stuk papier was haar goed, al was 't een afgescheurde krant, waarin de kruidenier de kaas verpakt had. Ze las evengoed Nannie's boeken uit de schoolbibliotheek, als de boeken, die ze van Marix kon te pakken krijgen. Zelfs Vaders oude Fransche boek over werktuigkunde, waar ze niets van begreep, boeide haar, met zijn mooie illustraties. Thuis had zij er een bijnaam door verworven: ״Dolle Lees", en Marix wist er een lied-
In de Gouden Klok. 4