EEN NIEUW PERSOONTJE. 41
in de hoogte getild, maar dat hoefde nu niet meer. Op het water lagen schuiten, met rijen stoelen, waar je voor vijf centen ״op" kon. ״Ik heb nog enkele plaatsen!" riep de verhuurder.
״Gaan we op een schuit?” vroeg Nannie, Maar al had Vader 't kunnen doen, dat zou hij toch veel te gevaarlijk heb-ben gevonden.
Boven het donkere water werden de eerste pijlen op-gelaten. Hè,,, zeiden de menschen. Bundels van pijlen waren het, waaiers van pijlen. Zij spreidden zich heel hoog uit, en dan ineens hield het gesis op en met een zacht ״poh" ,,,, kwamen zij in een kleurigen regen van sterren naar beneden,,, Maar er waren ook fluiters en knallers, die zóó maar ineens ophielden. Dan kwamen de groote stukken, een portret, zonnen, watervallen, waar de kleurige lichten uitvlogen ,,,
״Dit is toch mooier dan de lucht," zei Nannie,
Maar toen de ״hommetjes en kuitjes” kwamen, 'n heele massa krioelende, knetterende, kronkelende pijlen door-elkaar, die ze zoo noemden omdat ze net zoo’n leven maakten als de hommetjes en kuitjes van de bokking in de braadpan, toen sprong Nannie van plezier-
״Ja 't is aardig,” zei Vader, ״dat ze dat van buskruit maken."
Poem, poem, poem, zei het vuurwerk. Het laatste stuk wierp zijn laatste ballen uit. Toen begon de menschen-massa weer in beweging te komen.
Thuis vonden ze Moeder nog op, die boterhammetjes had klaargezet,
״Waarom ben je nou toch niet gaan liggen?” mopperde Vader,
״Ik hèb 'n poosje gelegen,” zei Moeder, ״maar ik had nog wat te doen. Kijk, Santje, die zijn voor jou.” En er kwamen 'n paar warme polsmofjes voor den dag.