22 IN DE GOUDEN KLOK.
Oetgenspad" (want zoo noemde Vader het nog altijd!), zagen ze iets vreemds aankomen- Met groot rumoer kwam het naderbij. Het was een stoet menschen, vroolijk ver-sierd, zingend, met een harmonika bij zich.
Santje stond stil. Zouden ze het weten, dat ik jarig ben? dacht ze; zouden ze ons tegemoetkomen? Maar toen lachte ze er zelf om. Het was te dwaasf
De menschen waren bruiloftsvierders. Dansend gingen ze voorbij. De kinderen liepen mee, tot ze weer ver-dwenen in een andere zijstraat. Ze hadden ieder wat lek-kers van de vroolijke lieden gekregen.
Toch hebben we echt feest gehad, dacht San. Zoo'n stoet kom je niet alledag tegen!
En toen kwamen zij eindelijk weer thuis. Iedereen was op. Santje werd door allemaal gelukgewenscht. Nu begint de dag nog pas, dacht ze, en ik heb al zoo'n heerlijk stuk gehad. Haar zusje Nannie maakte zich klaar om naar school te gaan; Marix, haar broer van zeventien, pakte zijn boeken in het zeiltje voor de H.B.S., en Santje stapte welgemoed naar haar naaiwinkel toe.