wat jongere vrouw nog. En alle jon-gelui uit de familie bij haar, dien Zon-dag, toen de zon zoo helder scheen. Zij zag de kamers, haar mooie kamers, met de vriendelijke meubels, het glaswerk, het theegerei, het gebak. En 'n gelach en gepraat, en muziek, en ook ernstige gesprekken, waar het vuur uitvloog. Ach, wat is dat jonge volk dan aardig! Natuurlijk, al die jongelui kwamen niet om haar, dat wist ze wel, ze kwamen bovenal om elkaar te zien, omdat jeugd jeugd zoekt, en een neutraal terrein daarvoor noodig heeft, ergens bij een pittige oom en tante, waar zij welkom is en zich veilig voelt en 'n oogenblik los kan komen en zich geven.
Maar zij, ze had er altijd zoo van geno-ten, ze was zoo blij dat ze bij haar kwa-men! Met haar heele ziel had zij altijd meegeleefd in hun gesprekken, ze had hun aardige, modieuze of gedurfde of eenvoudige kleeding gezien, waar hun
77