niet, hadden, als in een reflex, uit jeugd-herinnering de neiging om hetzelfde te doen, maar zij bemerkten dat zij hunne hoeden niet bij zich hadden, die buiten in de vestiaire opgeborgen waren. Ja, en zij voelden wel dat het decorum niet gedoogde, zich zoolang een zakdoek op het hoofd te leggen, zooals zij zeker als jongens zouden gedaan hebben, wan-neer er gebeden werd en pet of hoed niet aanwezig was.
Zoo stonden zij dan, kampende met die dwingende suggestie, en de ellendige gewaarwording niet van zich af kun-nende schudden, dat zij iets nalieten wat zij doen moesten en zich niet eer-biedig genoeg gedroegen, terwijl een akelig kaal en koud en leeg gevoel op het hoofd, of het er tochtte, hen telkens naar hun kruin deed grijpen.
De drie heeren echter, als drie dunne torens van vroomheid en fatsoen, sta-ken, verlengd nog door hun hooge hoe
53