kere, vroolijke oogen (dat waren die Diassen die zoo goed zingen konden, die zelfs een componist hadden opge-leverd!). En als een lichter, anders ge-kleurd stroompje de Neeters, bleeke, groote menschen met rood haar en hoekige jukbeenderen en sombere, sati-rieke gezichten (maar ze hadden toch ook die fijne sopraan onder de vlam-harige zusters, die ouder geworden, al-weer een jong sopraantje had voortge-bracht!).
Ja, de zwarten en de roodharigen wa-ren nog, in hun groote samenhangend-heid, apart zichtbaar, maar de bruinha-rigen, de blonderen, de Vieyra’s en de Waverens en de Van Mindens, waren één geworden; zij waren niet meer te on-derscheiden, zij hadden stamgezichten gekregen en behoorden tot één gens, en het begrip ״tante” en ,,moeder” viel n beetje samen..״ En de nichten, — er wa-ren er al van zeventig, — verzusterden
37