moppen met te lange neuzen, te breede monden en n sof van schelle poerim-kleuren aan hun magere sprinkhanen-lijf, zich amuseerden en lachten en mid-den in het vroolijk gezelschap stonden. Waarvoor ben je dan mooi, als anderen met het succes en de pret wegloopen? Maar voor de moeders en de tantes en de oomes en de jongemannen was zij een heerlijke noot in het geheel, daar heel wel aangebracht, en zij genoten te meer van hun samenkomst, nu er zoo iets liefelijks in de familie bleek te zijn.
De familie dan, verbroederde zich, de vreemde elementen vielen samen, sloten zich aaneen, verteederd, in de gemeen-schappelijkheid van de mooie, goede, feestgedachte. Als een vreemd, donker-der stroompje in het meer van samen-heid waren nog de Diassen zichtbaar, tesamen, achter elkaar binnengekomen; een heele jeugdtrap van kleine, levendi-ge menschen met pikzwart haar en don-36