hèn, de twee oudjes zonder kinderen, zou er feest zijn! Als men nog kinderen had dan sprak het vanzelf, dan zorgden de kinderen ervoor, maar hier in hun ge-val? Niemand was er immers toe ver-plicht? Wie had het dan op touw gezet? Wie het initiatief genomen?
Dat was natuurlijk die hartelijke neef geweest, die groote zakenman, n aan-getrouwde neef nog wel, maar die als goud was voor de familie.
En hoe het gegaan was? Dat hoef je niet te vragen; zooiets doet men op z’n mo-dernst, als beschaafde lui, die weten wat aanpakken, wat organiseeren is.
Er was een circulaire rondgezonden, ge-tikt, keurig netjes; er had een ver gade-ring plaats gehad, er was een comité be-noemd.... alles in orde, hoor! En het geld dat binnenkwam, — en hoè binnen-kwam: van alle kanten, van arm en rijk, — werd netjes verantwoord, — ook weer door een commissie....
25