Op dat oogenblik, toen die geweldige mand binnenkwam, ׳— frisch en voch-tig, en wat rook die! ׳— drong het pas goed tot oom door, wat er gaande was. Hij nam ontroerd de hand van zijn vrouw.
׳— Bekkie, zei hij, en hij beefde op zijn korte beenen. Bekkie...., — het was of hij haar iets vreeselijks, iets ontstellends meedeelen moest, ׳-׳ we zijn vandaag vijftig jaar getrouwd....!
En ze keken elkander aan, en lachten, terwijl ze bijna huilden.... Toen verbor-gen zij hun gezicht aan elkanders borst, omdat het niet kón, omdat het net is, of je in de zon kijkt, als je zóó diep blikt in elkanders ziel....
En zij waren allebei dankbaar, dat zij iemand hadden om bij te huilen, van vreugde, van ontroering, van weemoed.
En ’smiddags zou er een feest zijn....! Geen kleinigheid! Voor hen alleen, om 24