groote bolle lichtende witte wollen, de donkere sombere zware met de randen van zilver, dat heele gespeel en gewoel van licht en tinten aan die wijde, blauwe welvende hemel.... En dan is er het wa-ter, dat al dadelijk komt getuigen van de waterstad, het water dat je zulk een gevoel van ruimte en rust geeft, vroolijk toch zooals het de bonte vroolijke hemel weerkaatst te midden van zijn vlugge schepen; het water dat, zwart en blikke-rend s avonds, de rijen lichtjes aan zijn boorden draagt, als kransen en snoeren van goudgeflikker om het donkere, rij-zende silhouet van de stad....; het water, als met twee armen omvangend het plein voor het station, en u voerend als door een boog, naar de wereld van torens en straten en teekenachtige gebouwen en trams en carillons, wier leven, zich per-sende door de nauwe, drukke, vroolijke, roezige, winkelstraten, adem scheppen-de op de ruimere pleinen, tot rust komt
13