tranen weer, de snikken uit haar droge, hoestende keel en ze vreesde, dat haar familieleden zouden komen om haar te troosten, ze stond mijlen ver van al die mensen, die Ludo minder hadden gekend dan Emile b*v* Daarom hield ze op met lezen, maar vond ten slotte *n schrift met vreemde liefdespoëzie en ’n dagboek, blijkbaar van de laatste dagen* Ze las er in, het waren nuchtere opmerkingen over bijeenkomsten, ook de naam van Prick, de briefschrijver, kwam er in voor* Dan las ze met ijzige schrik opmerkingen over haar man, Robert* Ze liet 9t boek vallen, raapte 9t weer op* Zou Ludo dan toch ♦ ♦ ♦ ?
Opeens kwam Robert binnen met z’n hogehoed in de hand* Geagiteerd: „Er wordt gezegd, dat ’t inderdaad een opdracht van de politie was * ♦ ♦ ’t Kan geen suicide zijn, want er zijn tal van bewijzen tegen, hij had geen kogelpoeder op de hand, er is geen kogel in de carrosserie gevonden * * * Ik zat met ’n commissaris van politie in de wagen, die het fascisme welgezind is * ♦ ♦”
Maar zij maakte het hulpeloze handgebaar, dat hij nu al jarenvan haar kende* „Wat lees je daar V9 zei hij verward* Ze werd rood en scheurde opeens de bladzij uit 9t cahier, wierp 9t in de vlammen* „O”, zei hij steunend, „Ludo was 9t niet met ons eens, hè? * * * Hij hield niet van mij,” ging hij moeilijk voort, „maar ik wel van hem*”
Eugenie viel neer op 9n stoel, het hoofd steunend op de papieren en schriften*
Robert van Thorn schoof de gordijnen opzij en ging aan 9t raam staan, zoals vroeger als Ludo niet bijtijds thuis was* Maar Ludo kwam niet meer terug*
Uit: Onbewoonbare wereld.