en hun gevloek, de hartstochtelijke vrouwen met hun toewijding en ruwe woorden*
De zomer van het eerste jaar had hij met Sef hele nachten rondgezwabberd van de ene kroeg naar de andere* Hij had 9t leven in zich voelen spartelen bij Fien, waar Sef mee leefde, bij Tante Griet, bij Sanders en in De Zwarte Ruiter*
Nee, hoor, 9t beviel hem hier best en hij schreef naar Amsterdam, dat hij hier beter werken kon, omdat hij minder afleiding had dan bij hun*
Peter ontbeet nu* Achterover geleund in den krakenden rieten stoel at hij de dunne fijne boterhammetjes op, die hij zelf gesneden en gesmeerd had. Af en toe nam hij 9n slok thee en wipte de witte kruimeltjes van z’n jas* Hij had z’n haren lang laten groeien, die golfden langs z’n blanke gezicht* Hij droeg *n gouden bril met grote, ronde glazen, waarachter z’n grijsgroene ogen klein waren* Z’n zinnelijke mond was vol en rood* Daarboven boog zich de sierlijke Hebreeuwse neus a la Sarah Bernard* Z’n gelaat ging in 9n weke, ronde lijn, die hem iets vrouwelijks gaf en hem ’n Joods melancholiek uiterlijk verleende*
Uit: Het zotte vleesch.