alla, laat de armen ook *s *n goed nieuwjaar hebben* Maar je moet direkt toeslaan,” voegde hij er joviaal en prettig aan toe, „we marchanderen niet, we zijn geen Joden*”
Siegfried stond sprakeloos, hulpeloos* Hij was niet te helpen* Over ’t gelaat van den ander ging ’n roder waas* „Neem me niet kwalijk,” praatte de pastoor vlug, „ik dacht er niet zo gauw aan, dat jij * * *”
De Jood luisterde niet langer, hij wilde ’n zwak tegenbetoog houden, hij kon niet, draaide zich om, probeerde rechtop z’n weg terug te vinden* Gebogen, moeilijk zijn kinderlijke tranen terugduwend, liep hij tussen de akkers*