84 Gis teren komt nooit weerom...
denbreestraat, een ons vette worst, in dunne plakjes gesneden. Dat was het feestmaal. Wanneer men echter alle uren bij elkander telde, kwam men tot de slotsom, dat Jonas minstens tien maanden van het jaar zonder werk liep. Ondersteuning voor werklozen had in die dagen de bijsmaak van bemoeizucht, die zich als liefdadigheid vermomd heeft. Jonas en Duplikaatje hielden liever hun stand dan hun hand op.
Stond Jonas op de bikkels, dan probeerde hij met een beetje handel geld bij elkander te krabben voor zijn altijd hongerig, en altijd groeiend gezin. Hij bezat echter geen duidelijke aanleg voor het zakenleven. Als het waar is, dat een zakenman geboren wordt met een neus voor de naderende conjunctuur, dan is Jonas zonder neus ter wereld gekomen - bij wijze van spreken natuurlijk, want in werkelijkheid was zijn gezicht van een flinke scheg voorzien. Als hij een partijtje schaatsen had gekocht, zó goedkoop, dat een blinde de winst kon zien, die ervoor iedereen duimen dik bovenop lag - dan kwam. er een hittegolf. Nu leed Jonas' humeur onder zulke tegenslagen niet merkbaar. Hij aanvaardde ze, omdat ze bij zijn leven behoorden. Zijn gezicht droeg onveranderlijk een kluchtige uitdrukking. Een tikje verwondering lag erop. Alsof hij zich elke dag opnieuw verbaasde, dat hij nog niet van honger was gestorven. Maar het kan ook zijn, dat hij verwonderd was, omdat Duplikaatje kind op kind kreeg. Voor de talrijkheid van zijn kroost gaf hij zelf een enigszins onduidelijke verklaring.
'Als ik alleen mijn jasje over de leuning van de stoel hang, is mijn vrouw al zwanger.'
Hij weigerde zeer beslist de moeilijkheden ernstig te nemen. Hij bezat een hardnekkig vertrouwen in de goede afloop der dingen. Zijn levensopvatting luidde:
'Wie geduld genoeg heeft om honderdvijftig jaar oud te worden, zal zien, dat alles vanzelf op zijn pootjes terecht komt.'
Grootmoeder Gitele heeft hem eens zeer treffend getekend, toen ze zei:
'Jonas is geen sjlemiel... hij is alleen maar sjlemielig.'
Al konden we dan niet door een gat in de vloer in de woning eenhoog loeren, we wisten toch wel, dat daar de lamp altijd voorover hing. Maar het behoorde niet tot de regels van wellevendheid onze nieuwsgierigheid naar de stoffelijke welstand van de buren te laten blijken. Het was onwelvoeglijk te proberen uit te rekenen of de buren het breed hadden. We noemden dat: 'iemand de rekening maken'. Er is echter een graad