83 Gis teren komt nooit weerom...
nas' en 'tante Duplikaatje'. Maar geleidelijk lieten we dat 'tante' weg. Het sleet afin gebruik. Toen zeiden we heel familiair: Duplikaatje.
Kraakzindelijk was ze op haar woning. Het schoonhouden vergde echter niet zo'n omvangrijk karwei, want de voor- en achterkamer bevatten slechts weinig meubelen. Een kale vloer. Lege kasten. Een blind paard kon er geen schade doen.
Duplikaatj es huwelijk was een ononderbroken worsteling tegen geldgebrek; en een evenmin onderbroken verliefdheid op haar Jonas. Die twee vertroetelden elkander als tortelduifjes. Wie ooit het spreekwoord 'van de lege kisten en de twisten' bedacht, heeft Duplikaatje en haar man nooit zien trekkebekken. Jonas was los werkman aan de haven. Een losser betrekking laat zich moeilijk verzinnen. Hij was van alles zeker, behalve van werk. Elke ochtend, tegen zes uur, hoorden we hem de trap afstommelen. De buren konden de klok op hem gelijk zetten. Dan liep hij van de Markensteeg naar een loods achteraan op de Handelskade. Met honderden andere losse werklui stond hij daar voor een hoog hek te dringen en te duwen. Iedereen wilde vooraan staan. De ploegbazen, aan de andere kant van het hek, pikten uit die wriemelende hoop mensen, de werklui, die ze die dag konden gebruiken. Die werden één voor één door het hek binnengelaten; de rest bleef nog even in de verlatenheid van de kade namokken, en sjouwde dan maar weer naar huis. De losse werklui werden 'bestoken'; zo heette dat. Enig systeem of regel bestond niet. De ploegbazen handelden volkomen willekeurig. Ze hadden hun favorieten. De werklui, die niet bij hen in de pas stonden, konden, wat hun betreft, doodgaan van de honger.
Wanneer zo'n ploegbaas de pik op je had, viel alleen maar op werk te rekenen als het in de haven smoordruk was. Dan kón zo'n tiran je eenvoudig niet buiten het hek laten staan. Maar hoe zelden kwamen perioden van veel werk voor! Soms gingen vier of vijf weken voorbij, voordat er een paar boten tegelijk in de haven lagen, die in haastwerk gelost moesten worden. Dan werkte Jonas eerst in de dagploeg. En daarna liet hij zich onder een valse naam voor de nachtploeg besteken. Soms bofte hij; dan kon hij er, weer onder een andere naam, nog een dagploeg, een derde, bij pikken.
Als hij zo langer dan een etmaal dat beulenwerk onder de balen van vijftig kilo had gedaan, en hij nokte eindelijk af, dan waggelde hij als een kreupele van de kade terug naar de Markensteeg. Maar voordat hij de steeg inschoof, kocht hij eerst bij Meijer, de pekelvleesslager op de Jo-