Gisteren komt nooit weerom.
We hadden twee tantes, die allebei Kaatje heetten. Daarom noemden we de ene gewoon: tante Kaatje; en de andere: Duplikaatje.
Duplikaatje heeft de woordspeling op haar naam nooit begrepen; daarvan ben ik zeker. Ze was een goedig mensje, maar toen ze geboren werd, had men vergeten haar verstand op de slijpsteen aan te zetten. Niet, dat ze achterlijk was. Maar haar bevattingsvermogen liep al dood tegen een blinde muur, wanneer gewone mensen nog minstens een kilometer verder konden denken. Haar volstrekte onmacht om de simpelste dingen te begrijpen, behoorde tot de wonderen, die de wereld vulde van mijn broertje, mijn zuster en van mijzelf.
'Zo stom als Duplikaatje' was de scherpste afkeuring, die we kenden. Maar o wee, wanneer zij hoorde, dat wij haar naam op deze wijze gebruikten. Ruziemaken kón ze, ondanks de geringe omvang van haar woordenschat. Als er kien werd gespeeld, bijvoorbeeld, kon Duplikaatje slechts meedoen, wanneer ze elk afgeroepen nummer met een afzonderlijk voorwerpje op haar kienblad mocht bedekken. Het simpele kunstje om met één en hetzelfde knoopje, dat steeds een hokje opschuift, een hele rij nummers te bedienen - dat kunstje was haar te geleerd. En, natuurlijk, als ze zelf aan de beurt was om de kiendopjes af te roepen, vergiste ze zich onvermijdelijk in de bijnaam van de nummers. Als ze het dopje 31 in haar handen had, riep ze: 'Van onderen en van boven,' terwijl een zuigeling kan weten, dat met die naam niet 31 maar 69 bedoeld wordt. Dan liepen alle regels in de war en wij de kamer uit om in de keuken stiekem uit te proesten.
Duplikaatje en haar man Jonas behoorden eigenlijk in het geheel niet tot onze familie. Ze hebben een paar jaren bij ons eenhoog op de trap gewoond. Wij huisden op de tweede verdieping. In die tijd had Duplikaatje al zes kinderen geloof ik. En ze sloeg geen beurt over; in totaal heeft ze twaalf kinderen ter wereld gebracht of veertien; 't was niet om bij te houden. Hun kinderen, voor zover ze al konden spreken, zeiden 'ome' en 'tante' tegen mijn vader en moeder; dus vanzelf spraken wij van 'ome Jo