'Hij las in het Gouden Boek' 73
gendarische vergissingen, de bedrijver van versprekingen, die geniaal genoemd zouden worden, ware het niet, dat zij eenvoudigweg producten waren van zijn eigengereide domheid. De meeste verhalen, die over Marx werden verteld, zullen wel verzonnen geweest zijn. Maar beslist historisch is de volgende geschiedenis, die hij bij ons thuis heeft verteld -zelf verteld, omdat hij er trots op was.
'Ik moest met mijn zoontje Maurits naar de dokter, want het jongetje had last van zijn buik. Afijn, ik kom in het studeervertrek van die aescu-laap en zeg: "Weledel Zeergeleerde Heer, mijn zoon klaagt over pijn in het onderste gedeelte van zijn onderlichaam. Zou u hem even willen in-vestigeren en examineren, want ik ben bang dat hij ziek zal worden." Die dokter kijkt me aan en zegt: "Maak dat jog zijn broekie maar los, dan kan ik even naar zijn dingetje zien." Net zo grof en onbeschaafd zei die gestudeerde man dat; tegen mij! Ik richtte mij in mijn volle lengte op en zei waardig: "Weledel Gestrenge Heer Dokter. Ik ben een klassenbewust arbeider en de tijden zijn voorgoed voorbij, dat onze kinderen 'dingetjes' hadden. Mijn zoon heeft een penis.'"
Van Marx Uienkruier werd een ander verhaal verteld. Ik betwijfel ernstig ofhet op waarheid berust, maar het is te mooi om niet aan de vergetelheid te worden ontrukt. Er was een vrouw gestorven, die in het leven van de buurt enige betekenis had bezeten. Marxie had het klaar geïntrigeerd, dat hij als grafredenaar zou optreden. Zijn rede moet aldus hebben geluid: 'Daar ligt zij thans, de moeder. Zij was een edel mens. Edel was zij voor haar gezin. Edel voor haar vrienden en zij vond nog altijd tijd om edel te zijn voor haar buren. In een woord, zij was een adelborst.'
Dat waren grappige voorvallen in een zeer ernstig verenigingsleven, dat in de buurt opbloeide. Een verenigingsleven, waarin niet gekeken werd naar geloof, ras of afkomst.
In de Jodenhouttuinen woonde het gezin van melkboer Woudenberg. De oude Woudenberg was uit Gelderland naar Amsterdam gekomen. Hij was er stadsmelkboer geworden. Melkfabrieken bestonden toen nog niet. Flessenmelk was onbekend. De melkboeren, die met de kar door de stadsbuurten rondgingen, tapten melk uit een vat; ze verkochten per maat. Maar de oude Woudenberg was een ongewone stadsmelkboer. Hij melkte zijn eigen koeien. Van koe naar klant; zonder tussenhandel. De koeien stonden, twaalf in een lange rij, in het onderhuis van