'Lezen en schrijven kun je leren' 59
van de kinderen af, en gaf ze een nieuwe. In de Naam huist de kracht. Soms school de kracht in de naam van de ouders. Dan gaf hij het zieke kind nieuwe ouders, nu ja, bij wijze van spreken dan altijd. Maar de kinderen werden beter en dat was de hoofdzaak, nietwaar? Van hem had ze geleerd vooroordelen te koesteren tegen bepaalde spijzen, handelingen of uitdrukkingen. Vooroordelen, die in onmiddellijke aanraking stonden met primitieve magie.
Die avond, toen tante Hanni brandend als een fakkel de straat was opgelopen, aten we kapucijners. En laten we nu ook kapucijners gegeten hebben, die avond toen haar broer Lemmi stierf. Sindsdien heeft nooit meer iemand in de familie kapucijners gegeten. Grootmoeder wilde het niet. Ze had een magisch vooroordeel tegen die spijs, een 'niegisj'. Niemand in de familie, die het Grote Geheim durfde tarten, dat misschien achter dat vooroordeel verscholen zat.
Die wijsheden had ze allemaal van die zonderlinge jongen geleerd. Tenminste dat beweerde ze. Maar alle grootmoeders in de buurt koesterden soortgelijke vooroordelen; en die hadden die jongen toch nooit gekend. In elk geval, na een paar maanden had grootmoeder Gitele de vriendschap met die jongen beëindigd. Soms was hij plotseling verdwenen, dagen lang. Als hij dan bij haar terugkwam, vertelde hij, dat hij onder de aarde was geweest, of onder water; en wat hij daar niet had gezien, te veel om na te vertellen.
Grinnikte vader:
'Mooi smoesje. Jammer, dat ik ook niet met de helm ben geboren. Had ik ook dagen lang van huis kunnen wegblijven.'
Maar van diezelfde jongen had ze ook geleerd hoe de toekomst te voorspellen, onfeilbaar. Met behulp van een gebedenboek en een sleutel. Ze deed het zeer ongaarne. Altijd moesten vele aarzelingen worden overwonnen.
'Het mag eigenlijk niet, behalve als het werkelijk gaat om leven en dood.'
Had grootmoeder Gitele besloten sleutel en gebedenboek te raadplegen, dan ging ze in een donkere hoek van het vertrek staan. Liefst achter een deur of zo. Ze bond een koord om het gebedenboek en door dat koord reeg ze een sleutel. De sleutel hield ze vast in de hand; het boek kon in de lus vrij ronddraaien. Dan prevelde ze allerlei onsamenhangende woorden, die zij alleen wist. En door de wijze, waarop het boek draaide, kon zij de dingen voorspellen, die op komst waren. Ik kan me geen