58 Gis teren komt nooit weerom...
Geen schoonzoon of schoondochter heeft zich aan de verplichting der naamgeving durven onttrekken.
Al haar kleinkinderen waren grootmoeder Gitele even lief. Maar de oudsten, de Meijers, hadden toch een streepje voor.
Spotte mijn vader:
'Een streepje, één streepje? Zegt u maar gerust: een streep.'
Als het aan haar had gelegen had ze al haar kleinkinderen verwend, en alle eerstelingen grondig en voor hun gehele leven bedorven. In die genegenheid voor de eerstelingen waren ook weer graden; graden van anciënniteit.
De diepe kloof tussen de generatie van grootmoeder Gitele en die van haar kinderen, bleek nergens zo duidelijk als juist in de waardering van het mystieke. Zij spotte nooit werkelijk met het ongeziene. Haar kinderen huiverden en spotten tegelijkertijd.
Wees grootmoeder hen terecht:
'Jullie gelooft niet, maar jullie bent bang. Geloof en vrees lijken soms op elkaar, maar het is niet hetzelfde. Als jullie eens had moeten meemaken, wat ik heb meegemaakt.'
Die laatste zin sloeg bijzonderlijk op een jonge man, met wie ze verkering had gehad, voordat ze haar man zaliger had leren kennen. Dat moet een vreemde snuiter geweest zijn, zelfs als ik aanneem, dat grootmoeder hem gaandeweg eigenschappen is gaan toedichten, die hij nooit werkelijk heeft bezeten.
'Hij was met de helm geboren.'
Ze kon zijn uiterlijk zeer beeldrijk beschrijven.
'Mooi was hij beslist niet... nee, hij was geen beeld.'
Troostte vader haar:
'Je hebt lelijke beelden ook.'
Beet ze terug:
'Hou jij je mond, als er over mooi of lelijk gesproken wordt moeten schoonzoons zwijgen. Nee, mooi was hij niet, maar hij had iets in zijn gezicht, waar je altijd naar moest kijken en tegelijkertijd wilde je hard van hem vandaan lopen. Hij was erg lang, en mager... hondenmager. En een spitse kin had hij en ogen, die elk ogenblik een andere kleur kregen, soms donker, soms licht. Aan elke kant van zijn neus had hij een wratje, precies in de hoekjes van zijn ogen.'
Ze zat boordevol met verhalen die ze weer van die jongen had gehoord. Hij kon zieke kinderen gezond bidden. Hoe? Hij nam de naam