48 Gis teren komt nooit weerom...
Nu we aan het einde zijn Zing ik nog één keer mijn refrein Leef lang en gelukkig saam Kom altijd gezond in de kraam. Een wens wil ik u nog geven Een wens, ja voor heel uw leven, Wij bidden en wij beven
Dat u de trouwdag van al uw kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen mag beleven.
Het kwam nogal eens voor, dat een of andere opdrachtgever van meneer Maandag verlangde, dat hij politieke toespelingen in zijn gerijmel zou verwerken. Meestal waren het bedekte verwijten, dat de bruidegom het oor te veel liet hangen naar de socialisten en zijn godsdienstige plichten minder nauwgezet nakwam. De rijmer maakte tegen politiek in de kunst nooit bezwaren. Van 1'art pour 1'art had hij nooit gehoord. De feestcantates waren slechts voor zijn verantwoordelijkheid, zolang de vorm in het geding was, maar voor de feitelijke toespelingen en steken onder water, moest men niet bij hém zijn. Deze scheiding van verantwoordelijkheden vrijwaarde meneer Maandag in de eerste plaats voor verwijten achteraf, wanneer de toegezongene zijn schoenmakerij met de klandizie ging vereren; en verder sloot hij aldus de mogelijkheid van een gewetensconflict voor zichzelf welbewust uit. Want meneer Maandag was zelf socialist. Een raar soort socialist was hij. Hij behoorde tot de Poolse Bund, een politieke organisatie van het Poolse getto, in Marxisme gekonfijt. Meneer Maandag sympathiseerde met een stroming in de Bund, die zeer weinig tot zionistische denkbeelden geneigd was. Hij ontving wekelijks een klein krantje, Jiddische tekst in Hebreeuwse karakters gedrukt, het orgaan van de Bund; het krantje kwam uit Lodz. Ofschoon hij van zijn zesde jaar in Nederland had gewoond, richtte zijn politieke belangstelling zich vooral op de vraagstukken die de Bund beroerden. Daarover praatte hij met zijn buren in de Manegestraat. Zijn voorgeslacht was uit Palestina gekomen; het werd ontworteld en belandde na een lange zwerftocht in Polen. In het getto schoot het nieuwe wortels. De pogrom brak los, opnieuw werden wortels uit de grond gerukt, en nu meneer Maandag in Nederland zat, voelde hij zich dubbel ontworteld.
Maar zijn gedachten gingen uit naar de laatste pleisterplaats, niet naar de thuishaven. De joden in Polen moesten als minderheid bij wet