'Hoort Israël...' 47
overal vrede te stichten. Maar waar hij kwam maakte hij door zijn bemiddeling de ruzie alleen maar groter. Het refrein van het lied verhaalde van 's mans leus:
En sjolem moet er wezen En sjolem moet er zijn.
Want hot de welt ka sjolem (heeft de wereld geen vrede) Waar blijft dan alle gijn?
Geld ging meneer Maandag met zijn dichtkunst verdienen, toen de klanten hem opdrachten verstrekten tot het dichten van feestcantates voor bruiloften en partijen. Eigenlijk was het maken van deze rijmkronieken het werk van professionele dansmeesters zoals Berie Biet; die moesten ervan leven. Maar David moest ervan studeren, en dus kondigde meneer Maandag overal aan:
'Ik houd me beleefd doch dringend aangerecommandeerd voor het maken van gedichten voor begrafenissen, bruiloften, partijen en andere besnijdenissen. Zilveren bruiloften half geld.'
De opdrachtgevers kwamen 's avonds in het achterkamertje van de kelder en vertelden aan meneer Maandag 'de gegevens'. Hij luisterde. Aantekeningen maakte hij nooit; zijn geheugen was goed. Prompt op tijd werd de feestcantate bij de besteller afgeleverd. Vol met spelfouten, maar alle gegevens waren erin verwerkt. Het rijmsel kon nu en dan gezongen worden ook, op de bekende wijs van een of andere opera.
We zijn hier allemaal bij elkaar
Met kersausemangelen en chocola
Vijgen en dalen (= dadels) u ziet ze wel,
Want bergen en dalen ontmoeten elkander niet
Maar vijgen en dalen wel.
Jacob, de bruidegom, hij zit te zweten
Want hij is benauwd, dat men gauw, zonder hij het merkt,
zijn portie op zal eten. Wees maar niet bang, mijn Jacob Druif, Als 't eten op is, bestellen we nieuw bij Snuif.
En dat kon zo een halfuur lang doorgaan; afgewisseld met refreinen en recitatieven. Totdat het slot kwam: