46 Gis teren komt nooit weerom...
Dan was óf de gans niet erg gezond Of een mens ligt ziek in bed.
In hun onwetendheid hebben die twee mensen de gestolen gans met huid en haar in de pan gestopt. Ze wisten niet, dat zo'n dier eerst moest worden opengesneden en dat de ingewanden eruit moeten. Blij en vol spanning zetten ze zich aan tafel voor het ongewone, het kostelijke. En dan kwam het boertige refrein:
En de gans, die kwam op tafel En raad eens hoe hij stond, De ingewanden hingen eruit En hij stonk nog naar de stront.
Meneer Maandags wonderbaarlijk talent voor woordspelingen trad juist aan de dag, omdat zijn woordenschat zo beperkt was. Binnen die kleine ruimte verrichtte hij wonderen van klankacrobatiek. Hij schijnt eens een keer een reisje naar Parijs te hebben gemaakt, ofhet verhaal van zo'n reisje van iemand anders te hebben gehoord. In elk geval, hij had een schoon lied gedicht, waarin de stadsgezichten van Parijs werden bezongen. Dat begon zo:
In Parijs
Maakten ze me heel wat wijs, Daar heb je bijvoorbeeld de meissies, Die zijn er gekleed op hun Parijsies.
Nu sprak meneer Maandag het woord 'Parijsies' uit met een zeer slappe p-klank, en met een lichte verdraaiing van de medeklinkers, zodat het klonk als de min of meer verbasterde vorm van het Hebreeuwse woord voor Genesis, Bereisjies. Eigenlijk zong hij dus: 'In Parijs gaan de meisjes gekleed als in Genesis.' Het is een woordspeling, die men moet horen, en ik vind het zonde en jammer, dat ik zo'n subtiele mop met zoveel woorden moet uitleggen. Zijn klanten hadden die verklaring niet nodig. Die snapten de mop in de fractie van een seconde.
Er was een ander lied, dat zeker meer dan dertig coupletten telde. Het verhaalde de wederwaardigheden van een goedaardige zot, die het eeuwige ruziemaken en oorlogvoeren in de wereld beu was, en uittoog om