Mijn vader en meneer Scherpenzeel 3 5
Er moest maar gebeuren wat onvermijdelijk scheen. Het duurde heel lang.
'God weet wat daar allemaal in de keuken gebeurt. Zulke scheermessen zijn vlijmscherp. Hij kan wel een wangslagader geraakt hebben en dan bloedt hij dood.'
Zei grootmoeder:
'Onkruid vergaat niet.'
Maar even later werd ook zij ongerust.
Zei ze:
'Al wordt je man voor mijn hele leven mijn bitterste vijand, ik ga kijken wat er gebeurt. Tenslotte ben jij mijn dochter, die weduwe zou worden met drie halve weeskinderen. Het is niet verantwoord zo'n driftig iemand alleen te laten met een veiligheidsscheermes.'
Ze klopte op de keukendeur. Binnen hoorden we vader stommelen. Hij gaf geen antwoord.
Zei grootmoeder:
'Hij leeft nogwèl!'
Hoorden we vader roepen:
'Meneer Scherpenzeel laat vragen of het jullie misschien spijt, dat ik nog leef?'
Ten langen leste deed vader het knipje van de deur. We schuifelden het keukentje in. Hij had zijn schone overhemd uitgetrokken. Zijn hoofd had hij onder de koude kraan gehouden. Al het schuim had hij van zijn gezicht geplensd. Maar wat een gezicht! Eén wang was geschoren, de andere zag nog zwart van de stoppels. Voor die wang was het beveiligde scheermes te onveilig geweest. Dwars over de geschoren wang liep een heg van witte plukjes watten, die in de snijwonden waren vastgebakken. Het contrast deed het zwart van de halve baard en het wit van de watten nog scherper lijken.
Grinnikte grootmoeder:
'Een slagroomtaartje, dat op zijn kant in de kolenbak is gevallen.'
Zei moeder resoluut:
'Nou kan gebeuren wat je wilt, maar je scheert je niet verder. Als je bloedvergiftiging krijgt is het te laat.'
Vader keek alsof hij voor straf in de hoek werd gezet.
'Je kunt makkelijk zeggen, dat ik me niet verder moet scheren, maar wat kan ik er aandoen? Ik kan toch niet met een halfgeschoren gezicht op straat gaan lopen?'