Mijn vader en meneer Scherpenseel
Mijn vader had een boezemvriend. Zijn naam was: meneer Scherpen -zeel. Maar niemand heeft die meneer Scherpenzeel ooit gezien. Vader ook niet. Meneer Scherpenzeel bestond in de werkelijkheid helemaal niet. Hij was een stukje van vaders persoonlijkheid. Tegenwoordig zou men zeggen: hij was zijn Konijn Harvey.
Niet dat mijn vader een soort Jekyll en Hyde was, goeie help neen. Hij hield meneer Scherpenzeel altijd onder controle. Meneer Scherpenzeel was vaders geweten, vaders raadgever, en vooral ook vaders inspiratie voor een eindeloos aantal grapjes en woordspelingen. Ik vermoed, dat meneer Scherpenzeel zijn bestaan aan zo'n grapje te danken had.
De geboorte van meneer Scherpenzeel stel ik me als volgt voor. Mijn vader was van nature een zeer schuchter man. Hij bezat een scherp oordeel over de dingen van de dag en de vraagstukken des levens. Dat oordeel luidde onveranderlijk:
'God heeft de wereld en de dingen zó gemaakt, dat alles vanzelf terecht komt, als de mensen er zich maar niet mee bemoeien.'Van die wijsgerige stelling uit trachtte hij zijn kinderen duidelijk te maken, dat beheerste onverschilligheid de essentie is van de ware levenskunst. Maar daarbij stootte hij voortdurend op de tegenstand van grootmoeder, die over ons huisgezin als een tiran trachtte te heersen.
Ik stel me voor, dat tijdens een van die meningsverschillen over de juiste opvoeding der kinderen, grootmoeder moet hebben gezegd:
'Jij bent gezond en gek tegelijkertijd. Hoe kan men kinderen zoiets leren? Als ze groot zijn moeten ze zeker net zulke schalksnarren worden als hun vader?'
Ik stel me voor, dat vader toen moet hebben geantwoord: 'Een mens moet achter zich kijken, nooit vóór zich. Waarom zal ik mijn kinderen leren, dat ze zich de sappel moeten maken? Worden ze grote mensen, die hun hele leven niks anders doen dan achter zichzelf aanj agen, en als ze dan eind elijk aan het eind zijn en ze kijken in hun handen, wat hebben ze dan gevangen? Niets!'