JEUGD IN DE JODENHOEK
Onder de brief stond:
Hoogachtend, Mietje Flessendrager. P.S. Ik teken maar met mijn meisjesnaam, misschien herinnert U zich die nog. Of ik me Mietje nog herinnerde ? Nou en óf.
We zijn op dezelfde dag geboren. Als we jarig waren, bracht ze mij het obligate geschenk: een doosje chocolade-sigaartjes met rode glimmende stripjes papier, ze leken écht te branden. Zij had een jaarlijks abonnement op een ons kiezelsteentjes; destijds een geliefkoosd en niet te duur soort snoepjes. Als ze uit haar huis aan de overkant kwam, zat ik bij ons thuis achter de vitrage naar haar te klos-ogen. We móchten mekaar mateloos. Jaloerse oudere vriendjes insinueerden op de schutting: 'Mietje is een jongensmeid'.
Troostten we onszelf:
'Als we groot zijn, trouwen we toch lekker met mekaar.'' We namen alvast een onschuldig voorschot op het huwelijk door in het portiekje van ons huis vader-en-moedertje te spelen. Toen de echtelijke staat mij verveelde, werd ik doktertje. Het portiek was de spreekkamer. Die lieve Mietje: Vijftig jaar geleden waren we man en vrouw... en nu schrijft ze me een brief en daar zet ze'Hoogachtend' onder. We hebben samen nog in de eerste klas van school tien gezeten, Mietje; weetje nog wel oudje? Als we zangles hadden, wist je V kleine gatje zo te draaien, dat je me af en toe kon aankijken. Ik neurie vandaag de hele dag een schoolliedje. Het is minstens vijftig hoogachtende jaren oud.
41