gankelijkheid voor ieder en naar een redelijk bestaan voor de kunstenaar.
2. Steun bij de uitgave van belangrijke literatuur.
3. Steun aan de vrije beeldende kunsten, o.a. door ruime opdrachten, tentoonstellingen en vooral door het prikkelend werken bij het onderwijs, zodat een nieuwe ״markt" wordt geschapen.
4. Bevordering van een kunstzinnige uitvoering van bouwwerken. Aankoop, herstel en behoud van cultuurmonumenten.
5. Bekostiging van waardevolle werkstukken bij pers, radio, film en televisie.
6. Bevordering van het kunstzinnige element bij de vervaardiging en het gebruik van huisraad en gebruiksvoorwerpen.
7. Steun aan de organisaties die de vorming en de zelfwerkzaamheid bevorderen.
Bij dit alles stelt het Plan echter tevens:
het zou een ontzaglijke verarming van het leven betekenen als de vrije arbeid, welke op dit gebied geschiedt in ontelbare organisaties, zou verdwijnen.
Met liefde, hartstocht, pioniersgeest en volharding werken tallozen in hun vrije tijd aan hun idealen. Die mogen ieder op zichzelf bezien klein lijken, maar aan dit leven verschaffen zij zijn bewogenheid en veelkleurigheid.
Het is allerminst de bedoeling dat deze arbeid door het cultuurfonds verdrongen wordt.
Het fonds beoogt niet meer dan een taak in grote lijnen uit te voeren.
Het zal de werkzaamheid van de vrije organisaties niet beknotten, maar bevorderen en helpen uitbreiden.
HOOFDSTUK XIII. GEZINSMENS EN GEMEENSCHAPSMENS.
Het Plan houdt zich dus bezig met de vraag: hoe scheppen wij de voorwaarden in de maatschappij, die de mens gelegenheid bieden zijn persoonlijkheid in vrijheid te ontplooien? Maar bij de beantwoording van die vraag komen we vanzelf tot andere vragen, die zich naar voren dringen. Een van die vragen is die van: het gezin!
Het gezin, waarin het jonge mensenkind wordt geboren, heeft een grote invloed op de verdere vorming van zijn karakter.
Daarom dient de maatschappij zó te zijn ingericht, dat elk gezin een zelfde, een gelijke kans krijgt om die mooie taak ten volle te vervullen. In het Beginselprogram van de Partij van de Arbeid kan men lezen:
„De Partij erkent de fundamentele1) waarde van huwelijk en gezin, zowel voor de groei van de persoonlijkheid van alle gezinsleden, als voor de geest der samenleving. Daarom dienen ook de sociale 2),de fiscale s) en de woningpoli tiek mede op bescherming en verheffing• van het gezin te zijn gericht."
77
1 Fundament = grondslag. 2) Sociale = maatschappelijke. 3) fiscale
2 = verband houdende met belastingheffing.