bevoorrechte groepen, welker kinderen toegang tot het hoger onderwijs konden verkrijgen.
Wil men echter komen tot een groter spreiding van cultuur, dan moet er in onze maatschappij een sneller doorstroming van krachten plaats vinden.
Tegen een dergelijke gedachte rijst in vele kringen verzet.
Daar hecht men grote waarde aan de samenbindende kracht, die van groepsverband en overgeleverde gewoonten en gebruiken (vreemd woord: tradities) uitgaat.
Daar zegt men: als iedereen zo maar toegang kan krijgen tot middelbaar en hoger onderwijs, dreigen de belangrijke culturele tradities verloren te gaan.
Tegen deze gedachtenwereld neemt het Plan scherp stelling met de woorden, die wij reeds aanhaalden:
,,Een academisch gegradueerde is niet automatisch een cultuurdrager."
Fet Plan werkt die stelling verdpr uit.
Cultuur bestaat op grond van het besef van cultuur, dat in een bepaald geslacht van mensen werkzaam aanwezig is.
Dat besef moet worden overgedragen en doorgegeven.
De ontvankelijkheid voor dat besef is niet in de eerste plaats een zaak van hersens en goede wil.
Belangrijker is: levensstijl en innerlijke beschaving.
De gevaarlijke „specialisten".
Om nog een andere reden is het gewenst, dat in onze maatschappij een sneller doorstroming plaats vindt.
De gehele maatschappelijke ontwikkeling leidt er toe, dat „de specialist" een overheersende plaats dreigt te gaan innemen.
Een „specialist" is een man, die zich op één bijzonder deel van kennis of wetenschap of vaardigheid heeft geworpen.
Van dat ene bepaalde onderdeel weet hij, bij wijze van spreken, alles.
Zulke specialisten vindt men overal.
In het bedrijfsleven.
In het overheidsapparaat.
In leger, vakbeweging, politieke partijen en culturele organisaties.
Op het gebied van propaganda en reclame.
Door hun plaats zovden deze mensen een overheersende invloed kunnen gaan uitoefenen.
Dat zou de democratie afbreuk kunnen doen.
Er is over het vraagstuk van de specialisten door velen ernstig nagedacht.
Sommigen hebben zelfs voorspeld, dat een „dictatuur van specialisten" op komst zou zijn, ja reeds min of meer verwezenlijkt zou zijn.
Het Plan van de Partij van de Arbeid geeft zich aan dergelijke sombere verwachtingen niet over.
Maar het onderkent toch wel degelijk het gevaar.
Het zefft terecht: „de technisch-economische ontwikkeling maakt het onvermijdelijk, dat op sleutelstellingen grote macht wordt samengetrokken."
Daarom is een van de belangrijkste vragen: wie zullen die sleutelstellingen gaan bezetten?
74