.am moeten zijn en allerlei proefnemingen op dit gebied moeten ondernemen en steunen. Binnen het raam van de in Nederland geschapen mogelijkheden in de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie en de ondernemingsraden heeft de medezeggenschap goede kansen. Deze medezeggenschap zal echter slechts zijn volle zin krijgen, wanneer ze de uitdrukking vormt van een gemeenschappelijke ervaren verantwoordelijkheid."
Niet alleen zal de vakbeweging naar nieuwe vormen moeten zoeken, teneinde bij de verdere ontwikkeling van de medezeggenschap het gewone lid werkzaam in de organisatie te betrekken; ook in het bedrijf zelf zal gezocht moeten worden naar nieuwe methoden om „gemeenschapsvorming" in het bedrijf zelf tot stand te brengen.
Een van de belangrijkste middelen daartoe zal zijn, indien metterdaad (dus in de practijk) wordt bewezen, dat als regel en niet bij wijze van uitzondering de arbeider de mogelijkheid bezit om van de laagste posten in het bedrijf tot de hoogste te klimmen.
In Nederland, waar vaak een overdreven voorkeur voor examens en diploma's aan de dag wordt gelegd, kijken sommigen minachtend neer op hen, die handenarbeid verrichten.
Er komt ook een misplaatste standentrots bij kijken.
Maar voor de gemeenschapsvorming in het bedrijf is het noodzakelijk, dat de scheidingslijnen tussen hoofdarbeiders en handarbeiders niet worden overdreven.
Kortom:
het behoort tot de belangrijkste taken van het socialisme om de mogelijkheid van levensontplooiing voor de mens in de omgeving, waar hij arbeid verricht, groter te maken dan zij thans is.
HOOFDSTUK IX.
NIET IEDEKEEN VERDIENT EVENVEEL.
In de oude socialistische beweging werd ter gelegenheid van de
Eerste Mei een lied gezongen, waarvan het refrein luidt:
„Eén dag zijn we vrij van de loonslavernij."
Vrij van de loonslavernij. De ongelijkheid van inkomen is een werkelijkheid in onze maatschappij. Er is veel over nagedacht, en nog meer over gepraat.
In de oude socialistische beweging heeft men lang gedroomd van een nieuwe wereldorde, waarin iedereen evenveel zou verdienen.
Tegenwoordig weten we, dat zulke droomdenkbeelden niet verwezenlijkbaar zijn. Maar op zichzelf was dat ideaal niet in alle opzichten dwaas.
Een goede veertig jaar terug kon men in een aantal landen „toekomst-kolonies" aantreffen. In het Gooi, in ons land bijvoorbeeld, leeft nog de herinnering aan de kolonie „Walden" van de bekende schrijver en dichter Frederik van Eeden.
Dergelijke kolonies waren ontstaan uit de diepe behoefte naar een bewijs, dat men een gemeenschap van mensen kon opbouwen, waarin arbeid zonder jacht op gewin de drijvende kracht zou zijn. Iedereen werkend voor iedereen, en het geld afgeschaft.
58