Maar in het eind van de vorige eeuw is om het verbod van kinderarbeid in ons land gevochten, dat de spanen er af vlogen.
Verbod van kinderarbeid was beperking van de vrijheid van de ondernemer. Zo dav.erde het toen door het land.
Het was een liberale staatsman (S. van Houten), die deze vrijheid van de ondernemer aan banden legde.
De kinderwetten van Van Houten doen zijn naam voortleven.
In Engeland was tot in het eind van de vorige eeuw een afschuwelijk gebruik in zwang. De schoorstenen van de landhuizen waren bochtige nauwe kanalen. Die konden alleen maar geveegd worden, als een kind in de schoorsteen naar boven klom, en de bezem achter zich aan trok. (U kunt er bijvoorbeeld over lezen in ״Oliver Twist" van Charles Dickens). Maar heel dikwijls gebeurde het, dat zo'n kind in de schoorsteen bleef steken ... en van honger en gebrek aan lucht stierf.
Bijna vijftig jaar lang is er in Engeland heftig gestreden over de vraag of er een verbod van ,,schoorsteenkinderen" moest komen.
״De regering moet zorgen, dat de menselijkheid in ons land kan blijven ... desnoods door straffe wetgeving", zei de ene groep.
,,Wij eisen schoorsteenkinderen", zei een andere groep, ״Want de vrijheid van de ondernemer is een noodzakelijkheid, anders gaat het land te gronde."
Tenslotte heeft de menselijkheid het gewonnen. Wie legde de vrijheid van de ondernemer aan banden?
Het was Lord Shaftesbury, een liberaal.
Ook de ondernemer is deel van de gemeenschap.
De vrijheid van de ondernemer is op duizenderlei manieren reeds beperkt.
Hij kan niet naar willekeur zijn arbeiders dwingen langer dan een door de wet geregeld aantal arbeidsuren te werken.
Hij moet gehoorzamen aan de bepalingen van de wet betreffende de gezondheid in zijn bedrijf, de maatregelen tot veiligheid. Hij moet zorgen voor behoorlijke wasgelegenheid, voor cantines en voor veel meer dingen.
Daartoe verplicht hem de wet. Dat zijn allemaal beperkingen van zijn vrijheid.
Maar ook op zijn ״eigen gebied" is de ondernemer reeds lang geen alleenheerser meer.
Het aantal ״familiezaken" wordt steeds kleiner.
Want het moderne bedrijf vraagt geld, veel geld dikwijls.
Daarvoor moeten de beleggers zorgen, door middel van de banken.
In de naam van vele naamloze vennootschappen vindt men nog de herinnering terug aan de dagen, toen het bedrijf eigendom was van één man, of van één familie. Philips in Eindhoven bijvoorbeeld. Eens het bezit van twee broers. Thans het bezit van beleggers.
Nu staat er aan het hoofd van vele bedrijven een directeur, die in dienst is van de vennootschap. En hij heeft een Raad van commissarissen naast of boven zich. Hij is niet meer de baas in de oude zin van dat woord. Hij is, welbeschouwd ..., een goed betaalde ambtenaar, een employé in dienst van het bedrijf.
Verder heeft de ondernemer rekening te houden met prijsafspra
54