Deze cijfers geven echter slechts een flauw denkbeeld van de wijze, waarop het persoonlijk vermogen over de Nederlandse bevolking was en is verdeeld.
De veronderstelling is gerechtvaardigd, dat de verdeling van het belastbaar vermogen nog groter ongelijkheid vertoonde, dan uit onze cijfers blijkt.
Staat zonder vermogen.
Nu hebben we tot dusver slechts gesproken van het belastbaar persoonlijke vermogen. Dat is het vermogen van burgers! Maar nu moeten we ook nog aandacht wijden aan het eigen vermogen van de staat.
Wat bezit de staat?
Heel veel. Bijvoorbeeld: wegen, bruggen, openbare gebouwen, grond, bedrijven enzovoorts. Die zijn millioenen en millioenen waard.
Dat is vermogen!
Maar daartegenover komt natuurlijk te staan, dat de staat ook schulden heeft. En niet zo'n klein beetje.
De staat leent geld om verschillende uitgaven te kunnen bekostigen, die niet uit de lopende inkomsten (de belastingen) betaald kunnen of mogen worden. Op die leningen moet de staat rente en aflossing betalen.
Voor de oorlog was het in ons land zo gesteld, dat het vermogen van de staat niet zo veel verschilde van het bedrag der schulden, die de staat had te dragen.
Maar die, betrekkelijk gunstige toestand, is na de oorlog volkomen veranderd.
Thans weet iedereen, dat de Nederlandse staat een grote schuldenlast heeft. Veel meer schulden dan het vermogen van de staat bedraagt.
Die schulden (en de rente en aflossingen, die er voor moeten worden opgebracht... opgebracht door alle burgers!) hangen als een molensteen aan de hals van de staat.
Dat kan nooit goed zijn!
Maar... het tegenovergestelde kan ook gevaarlijk worden. Een staat, die over teveel eigen vermogen beschikt, is voor zijn burgers niet altijd een veilige staat. In het Plan van de Partij van de Arbeid staat:
״Ook wanneer men ten volle oog heeft voor de gevaren van een sterke vermogensconcentratie 1) in handen van de staat, is het ongemotiveerd dat de staat in de positie van schuldenaar zou moeten verkeren. De staat heeft een uiterst belangrijke taak te vervullen, zowel op het gebied van de rechtshandhaving als op sociaal en economisch terrein. Wil de staat deze taak op behoorlijke wijze kunnen vervullen, dan mag hij daarbij niet worden belemmerd door de druk van lasten uit het verleden, als hoedanig de staatsschuld in hoofdzaak moet worden aangemerkt. Dit betekent dus, dat de staat financieel sterk moet zijn en moet kunnen beschikken over een eigen vermogen."
De Partij van de Arbeid meent, dat de ervaring leert, dat de zo groot mogelijke bestaanszekerheid voor een zo groot mogelijk deel
i) Concentratie = samentrekking.
29