Want het nationale belang, het belang van de gemeenschap, stond voorop. En dan kan men met de beginselen van het kapitalisme niet verder.
Overal namen de regeringen de verplichting op zich te zorgen voor een zo rechtvaardig mogelijk^*"verdeling der eerste levensmiddelen.
En de gedachte, dat er aan de kapitalistische voortbrenging en de kapitalistische wijze van verdeling iets ontbrak, won hoe langer hoe meer veld.
Want men had drie keer binnen de 25 jaar aanschouwelijk onderwijs gekregen.
Men had een grote les geleerd:
Om het gemeenschappelijk belang te behartigen schiet het kapitalistisch stelsel tekort.
Verstoord evenwicht.
Er gebeurde nog iets anders.
De wereldhuishouding, die onder het kapitalisme was gegroeid, was gegrondvest op een ruilverkeer tussen het industriële Westen van Europa en de landen in de rest van de wereld, die grondstoffen voortbrengen en voedingsmiddelen.
Het industriële Westen vervaardigt machines en goedkope massaproducten en voert die uit naar de landen, waar belangrijke grondstoffen en voedingsmiddelen vandaan komen, bijvoorbeeld Zuid-Oost-Azië en Zuid-Amerika.
De Engelse volkshuishouding bijvoorbeeld is voor een belangrijk deel gegroeid in de tijd, dat men zijn industriegoederen ruilde tegen goedkoop graan, dat van buitenaf moest worden ingevoerd.
Maar in twee wereldoorlogen :is dat stelsel hopeloos in de war geraakt.
Ondanks de oorlog immers groeide de bevolking. De vraag nam toe. En gelijktijdig werden de koloniale gebieden zelfstandig.
De prijzen voor de goederen, die Europa op de wereldmarkt moest kopen, stegen meer dan de prijzen van de goederen, die Europa voortbracht.
Dit betekende, dat het ruil-evenwicht tussen het geïndustrialiseerde Europa en die landen, die belangrijke grondstoffen en levensmiddelen voortbrengen, in de war is geraakt.
Wij willen dit toelichten met een voorbeeld, dat wij zeer vereenvoudigd hebben om de lezer duidelijk te maken, welke gevolgen de verstoring van dit evenwicht in de oude wereldhuishouding heeft.
Op de wereldmarkt werden naaimachines verhandeld; en ook voedsel.
De naaimachines kwamen uit Europa en gingen naar Zuid-Amerika.
Het voedsel kwam uit Zuid-Amerika en ging naar Europa.
We nemen nu aan (bij wijze van voorbeeld) dat men voor tien naaimachines een bedrag kreeg, juist voldoende voor het aankopen van tien weken voedsel.
Dat was dus de verhouding: één naaimachine is een week voedsel waard.
Maar nu, na de oorlog, is de verhouding geworden, dat Europa twintig naaimachines moet leveren om voor tien weken voedsel te kunnen kopen.
20