terug zullen komen. De lijfwachten hebben ze niet nodig. Molly en ik kunnen rustig een avondje thuisblijven.
Nou, rustig en rustig zjn twee.
Molly wendt hoofdpijn voor en zegt, dat zij op tijd naar bed gaat. Ik speel in de keuken een eindeloos partijtje kaart, maar ondertussen zit ik op spelden.
Tegen elf uur ga ik naar kooi.
Molly komt in mijn kamer.
Ze heef een pak papieren in de hand. Knipsels uit kranten van vijf en vijfentwintig jaar geleden en ook knipsels uit kranten van verleden jaar. Die heeft ze in de muurkast gevonden.
״Ze lagen er doodgewoon voor het grijpen. Niks bijzonders, zal Grilly denken, maar voor ons is het wel iets buitengewoons."
In die knipsels staat verschillende keren een portret afgedrukt.
Patchecki.
Alleen, in die kranten heet hij niet Patchecki, maar Charley Goldsteen.
״Charley Goldsteen", zeg ik peinzend. ״Die naam ken ik. Die heb ik eens ergens gelezen."
Ik snuffel de krantenknipsels door. Gaandeweg begin ik me de geschiedenis van Charley Goldsteen te herinneren.
Meer dan vijfentwintig jaar geleden wonen er in Chicago een paar schatrijke Amerikanen. Miljonairs, of misschien multi-miljonairs. Zoals dat bij zulke lui gaat: geld trouwt met geld. Samen regeren ze alle grote ma-
49
Ik lijk op 't Hik 4