den gedraaid. Opeens gaan mijn voeten van de grond en het volgende ogenblik zeil ik door de lucht en val met een harde bons op de grond. Op mjjn rug. Molly ligt naast me, met haar bovenlichaam dwars over mijn één meter tachtig. Ik probeer op te staan, maar het lukt niet. Ik probeer me om te draaien, dat gaat ook niet.
״Judo!" sis ik, woedend en lachend tegelijkertijd. „Zwarte ceintuur, je grootje op een wasbord — dat is zwarte kunst."
Ze begint te schateren met een heldere, parelende lach, net champagne. Daardoor verslapt haar druk en ik maak van de gelegenheid gebruik om me te bevrijden. We liggen nu vlak naast elkaar op de grond. Ze hijgt van inspanning. Haar open mond is vlak bij me. Ik sta op en zeg:
„Nee, Molly, een lijfwacht moet weten wanneer het tijd is om te vechten en wanneer het tijd is voor iets anders."
Is ze teleurgesteld? Ik weet het niet, maar ik hoor mezelf zeggen:
„Ik zal met Patchecki erover spreken. Misschien wil hij je als lijfwacht voor zijn dochter."
Ze geeft me een zoen. Ik geef er eentje terug. Gelijk oversteken. Eerlijk is eerlijk.
„Ik geloof, dat ik een prima lijfwacht gevonden heb voor Uw dochter, mister Patchecki."
„Sterk?"
„Judo zwarte ceintuur", zeg ik met een grijns, want of ik wil of niet, ik moet opeens aan mijn gevecht met
22