״Het is buiten zo glad als twaalf zjjen ranzig spek", zegt hij. Ik leg de Amerikaan uit, dat Jaap staat te liegen op een manier, een betere zaak waardig. Wil hij verbaal laten opmaken, omdat die maat van hem straks een oplawaai met het spatbord heeft gehad.
„Nee", zegt de Amerikaan. „Het was geen opzet. De schade is nogal meegevallen. Een paar schaaf-wondjes, anders niet."
Hij kijkt naar Grijze Jaap en vraagt dan aan mij:
„Is die man chauffeur van beroep?"
Grijze Jaap een beroep? Morgen brengen. Hij is nog te lui om „help" te roepen als hij op verdrinken staat. Hij is exploitant van een heel grote vogelkooi en zyn vliegertjes zijn alleen maar uilen, die je 's nachts op de vlakte kunt tegenkomen:
„Oehoe, oehoe, ga je mee?"
Die arme uilen hebben voor Grijze Jaap een acht eylinder Chrysler bij elkaar getippeld.
„Nou, dan heb ik dus lekker niks te doen", zegt de brigadier. „Niemand heeft een klacht. En ik heb niks gehoord of gezien. Opduvelen allemaal, ik ga verder met mijn diner."
Als ik met de Amerikaan in de Green Parrot terugkom, ligt die vriend van hem languit op de grond voor Pampus en de bar. Nou, als dat een paar schaaf-wondjes zyn, dan ben ik Landru. Een klant onderzoekt hem vakkundig; ook toevallig, dat er net een dokter in de zaak is.
„Zijn sleutelbeen ligt aan flenters en hij heeft een paar gekneusde ribben. Die vent moest eigenlijk liggen
12