bruiken. Dame jawel, ze is hier kind aan huis, en als de kroegbaas en zijn schildknaap alles vertelden wat ze van haar weten, zou Dorry onmiddellijk een vliegtuig nemen naar een land, dat niet uitlevert. Ik speel braaf mijn rol van ome Chris uit Zwammerdam, die voor het eerst in de grote stad met een grietje een avondje uit is,
We drinken een glaasje en nog een, en onderwijl zitten we elkaar voor de gek te houden. Zij verzint ontroerende tafereeltjes uit Angelo's kinderjaren, en ik fantaseer over het leven op de grote vaart en de eenzaamheid van de zeeman met het gouden hart in zijn harige borst.
Ik moet zeggen, dat Dorry meesterlijk liegen kan. Dat komt, denk ik, omdat zij haar eigen bedenksels gelooft.
Als we lang genoeg glaasjes suikerwater hebben gelebberd, zeg ik:
״Wat zou je er van denken als we ergens een beetje gingen bunkeren?"
״Ik heb echt honger. Als ik niet gauw ga eten, krijg ik honger-oedeem", bekent ze; ik geloof, dat ze deze keer niet fantaseert.
Ze loodst me naar een Turkse tent, ergens in een steegje. Het ruikt er naar uien en naar het ziekenhuis. De baas is Sindbad de Zeeman, maar hij kan koken. Vlees op stokjes is niet zo ongewoon voor me; in de rijst heeft hij gemalen scheermesje gemengd, en in de glazen zit een soort vitriool waarmee je gaatjes in blauwe stoepstenen kunt branden. Verrukkelijk.
111