A. B. Kleerekoper
Geen hapering, geen aarzeling, geen foutje. Prachtige beeldspraak. En alles geborduurd op de tekst van het lied. Het liep als een trein. Precies om twaalf uur, kwamen de statige zinnen, die op de wisseling des jaars betrekking hadden. Ze volgden logisch op wat hij eerder had gezegd, en even logisch sloten ze aan bij wat hij in de volgende tien minuten ging zeggen. Precies om acht minuten over twaalf begon hij aan zijn peroratie, want zonder peroratie was in die jaren een redevoering gelijk aan een huwelijk zonder genegenheid. En om tien over twaalf zei hij: 'Ik heb gezegd.'
A.B.K. was een begenadigd redenaar.
Een ander voorval uit het zweethokje op de vliering.
Voorzitter van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen was toen Roel Stenhuis. Een beer van een man. Een stem als een misthoorn. Longen als blaasblagen. Een atleet onder de sprekers. Zo eentje, die zich in het zweet werkt ten aanschouwe van zijn toehoorders, en die wat hij zegt zo indrukwekkend vindt, dat hij wel honderd jaar aan één stuk zou kunnen door redevoeren.
Hij begon. Krachtig. Hij ging verder, steeds krachtiger. Het werd benauwd in het spreek-studiootje. Terwijl hij sprak, zette Roel het venster open. Het bleef een broeikas. En hij maar doorbulderen! Het zweet gutste hem tappelings langs het gezicht. Roel deed zijn jasje uit. Het gaf een beetje verlichting, maar niet te lang. Hij deed zijn das los. Hij strooptezijnmouwenop.Enondertussenmaardoorspreken.
50